‘Olifant in de boardroom’

Strategie executie kent veel facetten. Een ervan is verschillen overbruggen. Er zijn feitelijke verschillen, maar minstens zo vaak zijn het vermeende verschillen die maken dat we de ander(en) niet als medestander zien. Onderlinge percepties zorgen voor afstand.

Taal is in het overbruggen van verschillen een behendig hulpmiddel. De meeste vraagstukken zijn immers niet zwart-wit. Vocabulaire is nodig om de ‘fifty shades of grey’ te benoemen. Ik kan in één column niet dat hele register taalvaardigheden behandelen. Maar laat ik gewoon eens een woord pakken; olifant.

Gezegden, associaties en metaforen rondom de olifant zijn in te zetten in het bij elkaar brengen van de directieleden rondom de tafel. Metaforisch staat de olifant voor groot, sterk, massaal, eeuwig, maar eveneens voor gevoelig, intelligent, zorgzaam, dikke huid en sterk geheugen. De olifant is zelden een prooi en als planteneter geen jager. Een prachtig, autonoom dier.

De organisatie of afdeling die geïdentificeerd wordt met een olifant wordt eerder gezien als traag dan beweeglijk. En zo kan ook een beoogde transitie taalkundig opgeleukt worden: van olifant naar jaguars of zo. Een manager met het etiket ‘als een olifant door de porseleinkast’ wordt meer geafficheerd met een carrièrespoor van vernieling dan met een betrouwbaar bestuurder.

En wat te denken van ‘olifantenpaadjes’, om aan te geven dat omwegen omwegen zijn. Of het nou fysiek gaat over de kortste weg van de parkeerplaats naar het bureau of de shortcuts tussen de diverse schermen in het CRM systeem. Een olifantenpaadje duidt op een ontwerpfout.

Prachtig is de ‘roze olifant in de kamer’. Iedereen kent en ziet het issue, niemand brengt het ter tafel. Het benoemen van dingen die dwars zitten of niet kloppen is slechts weinig moedige mensen gegeven. De roze olifant levert voor omstanders vaak prachtig draaikonten-toneel op.

Kortom, met taal kunnen we in organisaties veel kanten op. In een steeds meer data-gedreven wereld neemt de behoefte aan overbruggen vanuit taal echter af. Immers, waar de feiten voor zich spreken, is geen taal meer nodig. ‘Data’ domineert ‘taal’, zou je denken. En dat klopt. Maar alléén daar waar die data ook die autonome waarde heeft toebedeeld gekregen, daar waar de beslissers van tevoren afspreken dat dat zo is. In start-up-situaties lukt dat vaak, bijvoorbeeld. Een A/B test is dan meedogenloos duidelijk. Maar in de meeste gevallen is de uitkomst van een fact-based data-analyse meteen weer voer voor een nieuw debat.

Met andere woorden, dan zijn weer interpretatie en duiding nodig en ontstaan dus toch weer verschillen. Mens’ eigen. Een (ver)taalbrug is dan gewenst. Maar vooral een uitnodiging voor het échte gesprek. Waarin we de data serieuzer nemen en/of de vermeende verschillen maar eens echt adresseren. En tot de ontdekking komen dat we meer overeenkomen dan verschillen. Net als die kudde olifanten. Er zijn minstens vijftig kleuren grijs, maar we behoren wel tot dezelfde kudde.